Sunday, May 29, 2011

Bohazkale - Hattusjas

De taxi zal om 11 uur komen, maar ik ben om 7 uur gewoon wakker. Mijn buren, een ouder Nederlands stel dat met camper reist, beginnen net aan het ontbijt als ik terug kom van de douche. Ik had gisteren al even contact met de man die ik vandaag als Arie leer kennen. Hij en zijn vrouw Ella reizen 5 maanden per jaar met de camper de wereld rond om zo hun welverdiende pensioen te genieten. Ik ben in eerste instantie erg 'to the point´ en laat vallen pech te hebben met de fiets - of zij toevallig richting Yozgat reizen? Ik ben brutaal want heb even niets meer te verliezen, maar dit wordt goed opgevangen - een lift kunnen ze niet bieden, maar als ze met iets anders kunnen helpen ben ik welkom.
Deze ochtend wordt dit herhaald en ik zeg hierop het wel gezellig te vinden een kopje koffie te drinken. Godzijdank - ironie aanwezig - hebben ze gewone zwarte filterkoffie! (Over de duivel die Nescafé heet zal ik hier niet verder uitweiden dan dat vanaf Italië geen andere koffie meer bestaat dan deze bagger.) Een zeer leuk gesprek volgt waarin ik mijn verhaal doe en zij het hunne.
Bleiswijk is bekend, ze hebben jarenlang in Nieuwerkerk a/d IJssel gewoond, maar zijn inmiddels naar een suburb van Arnhem verhuisd; een flatje dat zonder gedoe verruild kan worden voor het bestaan in de camper. Arie blijkt theologie te hebben gestudeerd en heeft lang in een ziekenhuis in Gouda als prediker op de oncologie-afdeling gewerkt. Ik ben onder de indruk als hij over zijn werk vertelt, en het lijkt bovendien opmerkelijk veel raakvlak te hebben met wat ik denk te weten van de professie van mijn hoogsteigen moeke. Verder is Arie, gezien mijn eigen zoektocht naar de betekenis van religie voor mijn lieve vriendinnetje en dus ook voor mij, een boeiende gesprekspartner.
Als we het over Turkije in cultuurhistorisch opzicht hebben dan laten we nog even onze gedachten gaan over hoe het land er uit zou zien zonder een Atatürk als icoon. Arie vreest dat het getorn van Erdoğan (huidige en voorlopig toekomstige premier van Turkije) aan dit symbool de natie zijn instabiele eendracht zal doen verliezen. Ik beschouw mezelf niet een expert op dit gebied, en al heb ik niet veel Turken goeds horen spreken over Koerden, verder leek het toekomstbeeld me wat duister.
We moeten afscheid nemen want zij willen nog graag Hattusas bekijken en ik moet met trillende handjes van de eerste drie fatsoenlijke koppen koffie sinds maanden mijn tent opruimen.

De taxichauffeur blijkt een tamelijk geslaagde autodidact Engels en vertelt me alvast in Yozgat niks te gaan vinden om mijn fiets te laten repareren. Het wordt voor de zekerheid nog even bij een pompstation nagevraagd waar ze wel een fietsenmakertje weten. Ik word met bagage en fiets voor de deur afgezet en duim voor het leven van mijn fiets. Ik kan er lang over verhalen, en had natuurlijk mijn instinct in te grijpen moeten volgen, maar laat uiteindelijk de fietsenmaker - in een poging de tandwielen te verwijderen voor het vervangen van de kapotte spaak - mijn achterwiel nog met een hamer bewerken alvorens ik me neerleg bij de wanhoop van de situatie.
Ik zit even stuk. Ik werd het fietsen nu en dan al goed zat, maar kan het ding nog niet missen. Ik vertrouw de fiets niet meer nu naast de slag in mijn wiel door de gesprongen spaak er ook een met hamer bewerkte as en verbogen tandwielen bij komen kijken - geen bergen meer op of af op deze jongen. Ik heb het ding nog wel nodig om mijn bagage aan te hangen, dus zodoende wordt er knullig weer een as in gehamerd om mij naar het busstation te laten lopen. Ik voel me wat in mijn trots gekrenkt wetende dat ik niet op mijn eigen voorwaarden een eindje kan breien aan het fietsen, maar ben tegelijkertijd blij de laatste kilometers naar Cappadocië per bus af te leggen. Het had nog aanzienlijk zwaarder geworden dan ik had verwacht, mede door het warme weer en de eindeloze saaie landschappen landbouwgrond die volgen.
Ik sta 's avonds in een donker Kayseri me wat ongemakkelijk te voelen omdat ik een tweede scenario Thessaloniki aan voelde komen, maar kan dan gelukkig nog mee op een bus richting het Göreme National Park. In Avanos vind ik lopend met de fiets aan de hand een leeg bouwterrein tussen de woonhuizen en plant er brutaal mijn tent voor de nacht. Bij het openen van de rits de volgende ochtend zie ik de luchtballonnen al hangen - het pretpark is bijna bereikt. Ik krijg een kop thee van de buren en wandel naar de plaatselijke fietsenmaker die ditmaal wel bereikt dat mijn spaak vervangen wordt. Ik kan zodoende de 15 kilometer naar de camping in Göreme nog op de trappers afleggen, maar besluit vanaf daar dat de reis er voor mijn metalen kompaan op zit.

From 19 Zile - Hattusas
From 19 Zile - Hattusas

Friday, May 27, 2011

A stay at Emre's place in Zile

As I cycle from Amasya to head for Zile, I have two options. Either I take the small, short road directly to Zile but will have to face a day of steep climbs combined with very hot weather, or I head for Turhal following the big highway which is probably a lot easier to cycle, but is about double the distance (96 km) to get to Zile.
I have a lot of luck and am able to make it to Turhal in under three hours; wind in my back, not too much traffic and after the first two hours of climbing, and the last 20 kilometers are downhill with speeds of up to 50 km’s an hour.
I arrive in Turhal where a van promoting some political party comes riding next to me and the driver invites me for a cup of tea. I decline politely, it’s about 3 o’clock and I want to make it to Zile today, but after a small stop to buy some Vodafone credits he comes up to me again to ask again. I accept, and after a cup of tea he insists on taking me to Zile, together with the fully packed bicycle, in the back of his van. On the road to Zile he asks me to arrange a bride for him, but I tell him I’m sorry there are no specific women I know that come to mind.

We say goodbye in Zile and I take my bike to the city center to look for a nice cay bahcesi. I’ve spent about 5 minutes in this town, or a group of interested scholars comes up to my table to ask where I’m from. I try my best to answer in Turkish, which seems to impress all of them and the next hour we have a nice conversation about our current occupations, why the hell I cycled for four months to Turkey, and why the tea they got served was coloured pink.

I’m taken to the old fortress on the hilltop in the city center, a beautiful spot in the evening sun, and we drink some coke and entertain ourselves with the cekirdek (sunflower seeds with a bit of salt) while looking out over the big valley that surrounds Zile. The fortress is apparently from the roman ages, and even Julius himself is said to have lived here for some time. Afterward we have the car ride of my life, fitting 8 persons in a small car that was never meant to be on the road after the year of 1990. My company seems to entertain themselves very good with my presence, the same goes the other way around.
When the night falls the owner of the car takes me to his parents place and we have diner. Afterward we meet up again and I meet the rest of the big friends group, enjoying a cup of tea in the local teagarden. By 10 o’clock I already am very sleepy and Turkish is getting increasingly more difficult to understand as the evening progresses, so by the end all that seems to come out of my mouth anymore is the ‘Anlamıyorum’, and ‘Sıkınte yok!’ I learned moments earlier, indicating that I feel fine even though I can’t understand a word anymore :’).

I get to sleep at Emre Can’s place, a spacious house he shares with his aunt, grandfather and –mother. Emre is in Zile for two years to finish his high school, and then will return to Istanbul to continue his education living with his family again. A luxurious breakfast in the morning, a very welcome shower and overall a very pleasant stay being the ‘Misafir’ of the house – life in Turkey is still as good as it gets!
From 19 Zile - Hattusas
From 19 Zile - Hattusas
From 19 Zile - Hattusas

Thursday, May 26, 2011

Amasya

Ik trappel nog wat meters naar Havza vanwaar ik de route naar Amasya en Zile zal volgen. De kaart meldt dat er wat leuks te zien is - navragen leert een bijzonder badhuis. Bij het binnenrijden van Havza was ik al door een gezellig stel wegwerkers van mijn fiets getrokken, en eenmaal bij de straat van de Hamam (badhuis) aangekomen leek lunchen met een plaatselijk winkeleigenaartje en delegatie 6 tot 10 jarige schoolkinderen me veel leuker.
Geduld om het badhuis te bezoeken heb ik toch niet, dus weer verder. Bij het uitrijden van Havza beland ik op de autostrada die me door twee veel te grote, donkere tunnels leidt. Terug tegen de verkeersrichting in behoort helemaal niet tot de opties, dus doorkachelen tot de eerstvolgende afslag en netjes de parallelweg op. Twintig kilometer vlakke valleigrond volgt, en weer mazzel met meewind maakt dat ik een uur later de bergen van Amasya om me heen op zie staan.

Amasya wekt indruk. Bij de eerste supermarkt wordt wat overbodig proviand ingeslagen en dan rij ik het beeldschone centrum in. De twee minuten er rondrijden doen me besluiten er een nachtje extra aan te willen besteden, maar de zoektocht naar een betaalbaar onderkomen in dit toeristisch oord is tevergeefs. Twee knullen willen met me meefietsen als ik de stad verlaat, ik wil niet, en als ze me vervolgens om bahşiş vragen neem ik onvriendelijk afscheid. Ik had ze enige tijd niet begrepen, Nederland (West-Europa) kent nu eenmaal geen fooiencultuur, maar even nadenken achteraf leerde dat ze vermoedelijk nog dreigden met het leksteken van mijn banden. Zodoende was terugkeren naar Amasya voor mij even geen optie meer en nam ik in gedachten al afscheid. Gelukkig vind ik wat kilometers verderop een prachtig beschut plaatsje waar ik alsnog mijn tentje opzet. Als er een man met jachtgeweer over het veldje aan komt banjeren vraag ik even voorzichtig of er geen probleem is, maar deze antwoord geruststellend dat hij op jacht is naar slangen..
Sedat is de naam; vader van een 8 maanden oude dochter, 6 jaar oud zoontje en even een maandje vakantie. Het gezin woont op de benedenverdieping van baba-anne's (pappa's mamma) onderkomen, die dit derde kleinkind wel ziet zitten. De proviand blijft in de tas, grootmoeders kookkunsten worden op een dienblaadje gepresenteerd en ik haal dankbaar mijn camera tevoorschijn.

(Dat de gemiddelde Turk maar moeilijk met mijn camera overweg kan mag van mij inmiddels een feit heten; op negen van de 10 foto's zie ik mijn eigen gezicht net vertrekken om 'eerst het knopje half en dan..." te zeggen.)

's Avonds een kopje thee na en de volgende ochtend op een lege fiets richting stad.
Mijn ritme is onhandig, want bij iedere moskee die ik aandoe hangt nog een groot slot aan de deur. "Uurtje of elf, twaalf" antwoordden de schoonmakers bij doelwit nummer vier; het is half 9, dus dan maar naar de tombes.

Amasya is een fijne stad. Het centrum is een prettige mix van modern en oud, de actieve rivier die door het dal loopt geeft verkoeling op de zonnige dag en de indrukwekkende bergen aan alle zijdes maken het tot een knus geheel. De bergpartij aan de noordzijde biedt onder andere plaats aan het Harsene Kalesi (kasteel) en de in de rotswand uitgehouwen graftombes van de Koningen van Pontus (333-26BC). De Hittiten zouden Amasya al ruim 5500 jaar voor Christus hebben betrokken en sindsdien zijn een indrukwekkende veelheid aan volkeren de stad gepasseerd die allemaal hun eigen steentje bijdroegen of weghouwden. Tot mijn hoogtepunten behoren de stuk voor stuk prachtige moskeeën, Ottomaanse huisjes aan de rivierkant, het unieke aanzicht van het fort op de bergtop en de erg mooie boulevard en voetgangersbruggen over de rivier.
's Avonds is de stad als het even kan nog mooier dus ik maak het laat. Als ik terug fiets voel ik de bui al hangen, en warempel - oma zit inderdaad op het balkon bezorgd te wachten op mijn verschijning. Ik moet de neiging onderdrukken de discussie aan te gaan 'dat ik oud genoeg ben om een avond in Amasya door te brengen', de vorige 100 dagen op eigen beentjes gingen ook prima.

Turken hebben de neiging om rond een uur of 9 nog een flinke bak zwarte thee naar binnen te werken en zo ook hier. Op mij heeft dit vervolgens het effect dat ik nog minstens een uur klaarwakker naar de muggen kan luisteren, daar ik geregeld om half 10 al m'n tent in kruip. Geen slangen in ieder geval.

From 18 Amasya

From 18 Amasya

From 18 Amasya

Wednesday, May 25, 2011

Gerze, Bafra, Havza

Ik rijd 's ochtends weg na een koninklijk ontbijt - de waakzak (waakhond in slaapzak) had zijn werk goed verricht. Vanzelfsprekend is van betalen geen sprake, ook na herhaaldelijk vragen. De weg naar Bafra (tussen Sinop en Samsun) is dusdanig vlak dat ik er met meewind een kruissnelheid van bijna 30km/u op nahoudt - de 60km is in twee uur afgelegd. In Bafra rijd ik een stukje verkeerd maar word - alsof ze t ruiken - al snel met fiets en al een busje in gehesen om met een duwtje in de rug weer de juiste weg te vervolgen. Over de vraag of dit daadwerkelijk de juiste weg is wordt nog even met opgetrokken wenkbrouwen uitgezocht; 'cjok rampa!' .. "aha! maarre.. yim gencj!" druk gebarende naar mijn bovenbenen van formaat. Sja, jong of niet, de route is toch fout, ga nou via Samsun..
Die avond kampeer ik op een mooie uitkijk aan het stuwmeer dat Bafra ooit zal verzwelgen. De beesten die die nacht rond mijn tent hobbelen lijken klein van formaat, maar ik ben de wolvengeluiden uit Termal nog niet vergeten, dus snelle slaap wordt het niet.
De plek is misschien 10km landinwaarts en nu al is het verschil in klimaat voelbaar. De nacht is warm, maar de klamme atmosfeer maakt slapen zonder slaapzak net te koud, met te warm. Met enigszins doffe oogjes kruip ik weer de fiets op en werp een laatste blik naar achteren op de Kara Deniz die nu voorgoed uit het zicht verdwijnt.
Dat de heren uit het busje met enige kennis van de omgeving spraken wist ik natuurlijk al lang, de weg die na het stuwmeer volgde werd ingeleid door niet aflatende colonnes vrachtverkeer afkomstig van de immense steengroeve wat kilometers verder. Voor iedere vrachtwagen leken ze er ook een hond op na te houden, alleen passeerden die niet netjes allemaal op een meter afstand. Deze waren met z'n allen aan het luieren op hun priveparkeerplaats aan de ingang van de groeve, wachtende op over-modderige-wegen-ploeterende vakantiefietsers.
Een doorsnee blaffende hond doet me al enige dagen niet zoveel meer. Als een kandidaat - niet al te groot - in zicht komt trek ik mijn bamboe-hondenprikker vast onder de spinnen vandaan en begin in mezelf wat vieze praat te murmeren. Lijkt er toenadering gezocht te worden dan volgt een schreeuw- en scheldkanonnade en steek mijn lans richting de kandidaat in de hoop dat ze begrijpen dat ze het eerst van deze stok moeten winnen. Er is nog geen dier een oog kwijt geraakt, hooguit wat gekrenkt door de verwensingen.
Terug naar de hondjes; al kneep ik m bij de eerste 'woef' wel even, uiteindelijk waren er gelukkig maar twee van de twintig op mijn leven/kuiten uit. De rest hield het voor gezien bij het vooruitzicht de modder in te moeten, of überhaupt op te staan.
De weg vervolgd slingerend door prachtig berg- en weilandschap en ik doe een thee/brunchstop in het toepasselijke Esençay. De 60 km vanaf daar naar Havza zijn zwaar werk. Er komt hooguit één auto(busje) per uur voorbij waarvan de bestuurders kijken alsof ik over hun oprit fiets. Een grote hond verder rij ik uiteindelijk de uitgestrekte vallei in waar Havza in de verte pronkt. In de kalmte van dit oord - nog altijd hooguit vier auto's per uur - zet ik mijn tentje op in één van de velden manshoge struikjes. Ik verras een schildpadje met mijn komst en terwijl de grapjas onder mijn neus zich tracht te verstoppen achter een pluim gras besluit ik de lichaamsdelen die doorgaans weinig tot geen zon zien, ook eens van de vrijheid te laten genieten. Nudistje spelen in Turkije; ik had het van tevoren ook niet aan zien komen, maar bloed kruipt waar ehh.... Juist.

Monday, May 23, 2011

Vanaf Inabolu

Yuri en ik nemen afscheid in de kalmte van de ochtend, allebei zwaar beladen met een stevig ontbijt. Ik fiets langzaam de mist in, maar kan 10 minuten later nog even terugkeren om m'n oude ketting uit de prullenbak te vissen - de nieuwe slaat over. Ik roep nog even komisch naar binnen of Yuri met me wil trouwen, maar weet niet of ik uit het zwijgen instemmen of afwezigheid moet afleiden.
De weg dwarrelt even rustig langs de het water, maar gelukkig liggen daar de vertikale meters weer in het verschiet. Ik was laat weg dus houd het op een kort stukje deze dag, maar ben ook nu alweer met stomheid geslagen door het unieke uitzicht (boven)op de suikerspinwolken om me heen. Als ik rond half vijf een nieuwsgierig oud stel langs de weg ontmoet maak ik van het gebroken ijs gebruik om te vragen of ik daar aan de overkant van de weg mag kamperen. Geen probleem! Stromend water voorhanden, een rijtje prachtig bloesemende appelbomen als beschutting, ikke blij!
De oude heer had laten vallen dat dit zijn stukje grond was, maar als ik aan de tent bezig ben maakt zijn buurman - die schijnbaar in het ongewisse was gebleven over mijn verblijf - nieuwsgierig zijn entree. De grijsaard heeft weinig empathisch vermogen als het gaat om mijn erg beperkte beheersing en begrip van het Turks en blijft op enigszins verwijtende (voor gek verklarende?) toon de naam van het dorpstadje verderop noemen. Catalzeytin, pansiyon, otel? Enigszins de boodschap ontcijferend gebaar ik dat geld de afweging is. Als de man geen blijk geeft van ophouden te weten ga ik langzaam aan mijn avondeten beginnen. Dit gebaar is schijnbaar duidelijk want ons vermoeiende eenrichtingsgesprek lijkt voorbij en we zeggen gedag.
Ik slaap slecht door een oneffen ondergrond en op de een of andere vreemde manier voel ik mijn hartslag in mijn gebit hameren. Even de mond spoelen met het restje (knetter)sterke drank uit Albanie in de hoop een eventuele ontsteking te ontmoedigen en slapen met een verlamde tong.
De volgende ochtend moet ik lang wachten op de zon om de klamme/natte boel op te drogen en warempel, daar is meneer weer! Hij gaat verder waar zijn gesprek gebleven was terwijl nieuwsgierig een van mijn tassen wordt leeggetrokken. Als hij mijn camera voor ogen krijgt valt het woord 'cadeau'. Ik vertel daar netjes voor gewerkt te hebben, maar schijnbaar heb ik het woord nog niet goed begrepen want het wordt nog eens herhaald. Ik maak non-verbaal duidelijk hem graag nog langer te gebruiken en het gesprekje loopt dood.
Ik ben weg en rijd opnieuw een uniek wolkenspel tegemoet. Ditmaal drijft er een muur van wolken boven de zee op grofweg 100m uit de kust. Ik rij zelf vol in de zon - het contrast kan niet groter. (Als er terplekke een 16e eeuws klipper met piratenvlag uit was komen varen had ik de cameraploeg geroepen tevoorschijn te komen..) Deze dag passeer ik Adana en ontdek daar dat de inmiddels lekker vlakke kustroute 'kapalı' blijkt te zijn. Navragen bij het politiebureau - een dame in uniform die op een balkon een sigaretje staat te roken - levert een omleiding op waarbij op een bord 3km - 20% staat aangegeven. Ik schrik er niet van - mijn scepsis over deze percentages is gegroeid met de maanden - maar moet snel constateren dat zelfs het grootste tandje achter weinig soelaas biedt. Eenmaal naar boven gehijgd en gegrinnikt (absurd..) blijkt de weg naar beneden minstens zo'n feestje. De hete zon heeft het asfalt op hele rijstroken tot zwarte chocoladesaus gemaakt en mijn banden kleven als latexrollers aan de weg. Als de zenuwen even genoeg hebben gehad een korte lunchstop en met afgekoelde velgen weer verder. Ook in het eerstvolgende dorp blijkt de kustweg naar Ayancık nog altijd gesloten dus de weg verder landinwaarts blijft over. Kopje thee of twee, telefoontje naar jarige moeke en weer verder ploeteren door de verzengende hitte.
Leuk is de verkiezingsbus van ''een van de kandidaten die me meermaals toeterend/vloekend opnieuw inhaalt - hij is te groot voor deze wegen en ik ga niet vrijwillig met gesmolten asfalt de grinbak naast de weg in.
Ayancık is een bruisend stadje aan een grote riviermonding, maar ik permitteer mezelf hier geen stilstaan. Deze avond wil ik een serieus aantal kilometers op de teller hebben en zodoende trap ik door tot de 70 zijn overschreden. Bij het thee-/eethuisje terplekke stort ik neer op een stoel en tref ik wat van de grijsaards van de theepauze eerder die dag.
Na een uurtje uithijgen stel ik ook hier weer de vraag 'Burada kamp kurabilir miyim?'; doelend op een mooi plaatsje naast het gebouwtje. De dienstdoende theezetter blikt een emotieloos 'geen probleem'. Tegen de schemering arriveert Kemal, zoon van de 'baba' en 'anne' die ik hier al zag rondwandelen, en wijst me de kinderkamer in de woning achter het restaurant.
Die avond bereidt hij een visje op de grill en hebben we allebei een leuk gesprek met de online vertaalmachine op zijn pc. De volgende ochtend geef ik aan - ondanks zijn prangende aanbod een nachtje te blijven - toch verder te fietsen en reken voor het avondeten en het royale ontbijt een megalomaan bedrag van 20TL (10 euro) af. Betalen voor de gedronken consumpties is er vanzelfsprekend niet bij. Ik moet wel nog even mee een rondje lopen over hun landgoed, inclusief privestrand, waar de obligate foto's worden geschoten.

Ik fiets verder en de omgeving verandert opmerkelijk in een heuvelachtig bos en heide, waar de roofvogels zo talrijk lijken als de koeien. Sinop komt in zicht en ik rijd de hele landtong de stad in af. De stad verwelkomt met de indrukwekkende restanten van een oude kasteelmuur, maar ademt met windkracht 4 bewolkt maar een moeizame atmosfeer uit. Spectaculair waren daardoor wel de golven die op de oude muren kapotsloegen, maar deze stad bood me dit moment verder niets meer. Door naar Gerze.

Een paar kilometer terug de zelfde landtong omhoog en ik kan oostwaarts afslaan richting Gerze en Bafra (met daarachter Samsun). Aangezien de tijd wat begon te dringen - lees 5u, de avond valt om 8 - maar ik vooral heel moe werd van het vele vrachtverkeer, rijd ik een bewoond landweggetje in. Er gaapt een prachtig leeg kavel duidelijk mijn kant op. Nadere inspectie levert een geanimeerd gesprek op met de buurman die samen met zijn neef in te tuin staat te niksen.
Mustafa (58) laat er geen gras over groeien en krap 5 minuten later sta ik met mijn tassen in de logeerkamer. Kleren de was in, avondeten klaar, cay na en doen alsof ik thuis ben zonder af te mogen wassen. Mustafa is er even tussenuit in dit royale vakantiehuis - zijn thuis is in Istanboel waar hij eigenaar is van een winkel(tje?) in levensmiddelen. Vrouwlief is daar nog, kinderen zijn lang en breed het huis uit. Ook Mustafa heeft net als Meral op latere leeftijd schijnbaar snel kunnen wennen aan de mobiele telefoon, want het aantal gesprekken dat binnen het uur wordt afgewerkt is indrukwekkend.
Ik wissel nu en dan wat woorden - zijn Engels zijnde zo goed als mijn Turks, dus er is wat wederzijds begrip - maar besteed vooral veel tijd in mijn Turks grammaticaboek (netjes van Yuri gestolen). Als hij er lucht van krijgt dat ik de volgende dag een jaartje bij mijn leeftijd op mag tellen, haalt hij verontschuldigend bij gebrek aan beter een bak ijs uit de vriezer en steekt een kaarsje voor me aan. Mustafa en neef Mustafa (echt)besteden de nacht voor de televisie, terwijl ik van 10 tot 10 mijn verjaarsroes uitslaap. Als ik de volgende ochtend mijn neus beneden laat zien komt neef Mustafa net terug van zijn vistripje en heeft een karperachtig dier van een kilo of 5 bij zich. Deze wordt dezelfde dag nog bereid in een royale ovenschotel en ik eet vis zo vers als ik nog nooit gegeten heb. Het mistroostige weer lonkt een weinig voor fietsen, dus ik spendeer de rest van de dag weer in de grammatica weggedoken.
Na de tweede nacht begin ik moe te worden van het stilzitten en moet dus weer op pad. Mustafa krijgt mijn telefoonnummer (dat ie met plezier dagelijks gebruikt) en ik fiets hartelijk dankend weg door de bekende fijne kleismurrie, om bij de weg aangekomen weer 20 min te besteden aan mijn spatborden leegbikken. Het weer is regenachtig en het vrachtverkeer haastig, dus het gevaarlijkste stukje Turkije tot dan toe volgt. Na 25 kilometer vind ik het best en stop bij een wegrestaurant voor een kopje cay. Bijna verwend laat ik vallen een plaatsje voor 'kamp kurmak' te zoeken, de ingecalculeerde reactie volgt, en ik vervloek mijn eigen gemakzucht. Natuurlijk mag ik hier binnen slapen, ik ben ''een avondje waakhond in slaapzak.
Het is schandalig dat er een soort verveelde gewenning begint te ontstaan als het op de gastvrijheid van Turken aankomt. Een groter compliment kan ik zo snel niet bedenken, maar het is moeilijk om het mezelf niet een beetje kwalijk te nemen. Hierna: Bafra en Amasya!

From 16 op naar Sinop

From 16 op naar Sinop

From 16 op naar Sinop

From 16 op naar Sinop

From 17 weg van de Zwarte Zee

From 17 weg van de Zwarte Zee

Friday, May 20, 2011

Na Amasra

We vertrekken met frisse moed uit Amasra, in de overtuiging dat als we er nog ''een nacht langer zouden blijven we er niet meer wegkomen. We hebben onze gastvrouw Meral vriendelijk bedankt voor de uitzonderlijke gastvrijheid en bijten weer onze tanden stuk op de eerste de beste helling het dorp uit. Dan volgen de genadeloze hellingen die mij eerder in Zonguldak al teisterden. De eerstvolgende 150 kilometers zullen er zijn van hard werken zonder er hemelsbreed meer dan de helft af te leggen. We doen een aantal middelgrote nederzettingen aan, waaronder Cide - uitgesproden als 'djide' - waar we een stel fietsende Britten van ruim over de 60 tegen het voorwiel rijden. We maken van de gelegenheid gebruik om een kopje koffie te drinken en vergapen ons aan het karakteristiek gezelschap. Rick en Richard heten de mannen en ze hebben er net een aantal weken oost-Turkije opzitten. Rick is een oude 'cold-war' militair die vloeiend zijn moedertaal, Duits en Russisch beheerst. Richard is docent 'mathematics' in Swaziland (oost van Zuid Afrika). Binnen de seconde dat wij Richard ontmoeten heeft hij onuitwisbare indruk gemaakt op ons twee door een combinatie van zijn 'ginger' genen, bijbehorende witte huid bomvol zonnevlekken en fietsende in een versleten V-hals fleecetrui met sjaaltje. Het posh Engels maakt het portret compleet. Een klein uur later is Rick aan de beurt als deze - voor ze de bus naar Istanboel inspringen - nog even in de Kara Deniz (Zwarte Zee) gezwommen moet hebben. Yuri en ik lachen ons krom terwijl een bezorgde cay-bahcesi eigenaar bezorgd komt informeren of wij deze seniele heer niet even van een hartstilstand moeten redden. Wij weten wel beter - geen haar op onze hoofd om die koude te trotseren, en Rick lijkt zich maniakaal kostelijk te vermaken. We nemen afscheid van de heren en spenderen die avond op een mooie plaats in de havenkom.

We zijn Cide voorbij en het weer begint ons langzaam 'mee' te zitten. De wind is nog altijd erg koud, maar de zon laat zich vrijwel onafgebroken gelden. De combinatie met de bijzondere suikerspinwolken die ons in ieder dal opwachten maakt het alleen net te koud voor het mooie - bergop is te warm met jas aan, bergaf te koud in alleen tshirt. Een gemiddeld klimmetje kost een half uur, een afdaling 10 min, en dit over wegen die zodanig kronkelen dat Colin McRae (dooie rally-coureur) zich er niet aan gewaagd zou hebben. We slapen een tweetal nachten in het plaatsje Doganyurt, opnieuw rust nemend om de astmabenauwdheid eindelijk de kop in te drukken. We staan net als in Cide aan een havenmond en fantaseren 's avonds wild over wat zekere individuen er in het donker aan het eind van de pier uitspoken. Enkele minuten worden we opnieuw met onze scepsis om de oren geslagen als de jongeman zijn auto even voor ons kampement parkeert en een praatje komt maken. Het blijkt de districts-afgevaardigde van de overheid te zijn, die zijn gebruikelijke controlerondje (in trainingspak) maakt. Twee dagen eerder was hij bij ons binnenrijden van het dorpje degene die me vanuit de auto met chauffeur (toen in pak) nieuwsgierig aanschoot en ons onze huidige kampeerplaats wees. In eerste instantie hadden we deze nog afgewezen omdat we dachten er geen rust te vinden, maar toen een tweede held in de laatste drie dagen van zijn dienstplicht ons er naartoe liep, bleek deze werkelijk aan al onze wensen te voldoen. Yuri vond er zelfs opnieuw een eenzame lantaarnpaal om zijn tent onder te zetten. Hij had hier een neus voor ontwikkeld, het lukte hem in Kroatie al regelmatig.

Na Doganyurt maken we onze weg naar Inabolu - een stukje van 25 kilometer - waar we een allerschattigst pensiyonnetje betrekken. Het is hier dat het besef zijn gestalte krijgt dat voor Yuri de reis in deze vorm er op zit. Fietsen blijkt een te zware aanslag op zijn longen, en zelfs een week aan de antibiotica in Istanboel blijkt niet zijn vruchten af te hebben geworpen. De dagen in Inabolu - we slijten er drie - zijn zonnig wat gelukkig zijn weerslag heeft op ons gemoed. We geven onszelf nog even de vrijheid om te denken in alternatieve reisscenario's, maar uiteindelijk komt het allemaal op hetzelfde neer: reizen is niet langer leuk als de astma aanhoudt, en voor genezing is gewoonweg rust nodig. Yuri boekt in een internetcafe zijn vlucht naar huis en we nemen de volgende ochtend na een riant ontbijt afscheid voor het pension.

De 100 dagen waren er van sportmanschap en avontuur. We fietsten dagen alsof ons leven er vanaf hing, dagen alsof we nu eenmaal geen keuze hadden, dagen van regen, dagen van zon, dagen dat onze achterwerken meer contact onderhielden met cafe-stoeltjes dan onze zadels, maar bovenal dagen dat het leven op de trappers werkelijk alles te boven ging!

Ik fiets nog even door, het gezamenlijke feestje is ten einde, maar mijn nieuwsgierigheid naar de rest van dit land nog lang niet. Het lijkt in Turkije moeilijk om niet uit te glijden over de beboterde wegen, mijn neus heeft het maar zwaar. Wordt vervolgd!

From 16 op naar Sinop

From 16 op naar Sinop

From 16 op naar Sinop

From 16 op naar Sinop

Sunday, May 8, 2011

Amasra II

Yuri heeft de nacht doorgebracht in Zonguldak - de eerste grote kuststad na Istanboel - en zal vandaag zijn weg vinden naar Amasra. Ik zeg Jordi en Climent vast door te fietsen niet wetende wanneer Yuri aankomt en of wij dan meteen vertrekken. We spreken af ons elders in Turkije te treffen als de gelegenheid zich nog voordoet. Ik maak opnieuw mijn weg naar de bibliotheek voor wat verder gerommel met mijn foto's en ontmoet daar niet veel later een gebrekkig Engels sprekende dame die docente blijkt.
We spreken af - op haar initiatief - later onder het genot van een kopje koffie een gesprekje te voeren. Zo geschiedt en ik stel mijn oordeel over de over de kwaliteit van Turkse docenten Engels al snel wat bij als blijkt dat haar kennis van de grammatica de mijne ver overstijgd. Haar 'probleem' schuilt hem vooral in het (niet) vloeiend spreken en de kleine woordenschat. De dame - Meral is haar naam - blijkt al enige jaren met pensioen en had oorspronkelijk een ingenieurstitel in de metallurgie bemachtigd, maar was door de overheid omgeschoold naar docente in verband met tekorten voor de klassen. Als Yuri aankomt wordt ons die avond een bed aangeboden en tevens gevraagd of we zin hebben in een avondje poëzie? Het is reuze gezellig met veel jonge mensen en muziek, etcetera. Blij met het bed vertrouwen wij op het oordeel van onze gastvrouw en volgen haar naar het stadje Bartın. De avond staat in het teken van de 100e verjaardag van een (dooie) lokale dichter. Wij krijgen een plaats aan de lange tafel in het midden van de zaal en de avond vangt aan. Het duurt niet lang of er volgt onverwacht hooggeëerd bezoek van respectievelijk twee naasten en de zoon van de dichter! Wij hebben het eerste half uur al geen woord verstaan van alle plechtigheden en met het binnentreden van de hooggeëerde gast is het voornemen van Meral om voor ons te tolken ook van tafel; het zou onbeleefd zijn geweest naar de gasten. Wat volgt is een uur lang stilzitten met een (sensationeel absurd) gevoel van misplaatstheid dat zich hier niet onder woorden laat brengen. Het gevoel wordt er niet minder op daar de plechtige gasten de drie stoelen direct naast ons bezetten en er schijnbaar geen idee van hebben dat ons gebrek aan passende non-verbale repliek aan ons niet kennen van Turks ligt.
Als ik de moed heb gevat de tafel te verruilen voor een minder prominente plek op de trap naar de ingang kom ik naast een roodharige jongedame van eigen leeftijd te zitten die me samenzweerderig de vraag "are you boring?" stelt. Ik antwoord met omhoog gekrulde mondhoeken en wat woorden later zijn we gedrieën op weg naar een biertje. Haar naam is Esra en haar kennis van het gesproken Engels lijkt zo goed als ons gezamenlijk Turks, dus we houden de conversatie levend door weer op groep 3 niveau de woorden bij getekende plaatjes te vragen.
Ze laat vallen dat ze de volgende ochtend met vrienden 40 kilometer wil gaan wandelen en vraagt of wij ook willen? We kijken elkaar verbouwereerd aan en verifiëren even dat het daadwerkelijk om 40 kilometer gaat, om dit later ook nog eens bij Meral te laten vertalen en besluiten dan deels in ongeloof deze suïcidale poging wel te willen ondernemen. Na een nacht op een bedbank in de logeerkamer van Meral (terug in Amasra) nemen we 's ochtends de dolmuş naar Bartın en treffen daar Esra met haar schoolvrienden. Bij het zien van de 8 paar All Stars en spijkerbroeken lijkt onze scepsis terecht geweest - de tocht naar onze bestemming is gewoon op 4 wielen. We doen eerst boodschappen voor de lunch en laten ons dan naar Ulus bussen.
In Ulus treffen we een Turk in zijn 50er jaren die we gisteravond al ontmoetten; een schoolhoofd en tevens dichter die 20 jaar in Arnhem heeft gewoond, en nu nog altijd net z'n naam in het Nederlands kan uitspreken - Yuri en ik zijn onder de indruk. Ondanks dat we er geen woord uit op konden maken moesten we toch zeker één van zijn Turkse dichtbundels meenemen. Ook vandaag is de man in vrijgevige bui; hij ontvangt ons als jarenoude vrienden en bespaart ons de taxirit naar onze bestemming door zelf even een busje met chauffeur te regelen.
Onze bestemming blijkt spectaculair (we bevinden ons naar verluidt bij één van de grootste 'canyons' ter wereld, aan de hand van welke criteria bleef ons onduidelijk) - een indrukwekkende waterval en stroomversnelling bijeengepakt tussen twee enorme rotswanden, even abrupt beginnend als eindigend in weeldig groene windows-achtergronden.
Het gezelschap zetelt zich na afloop op één van de picknicktafels onder aan de canyon en een gezellige lunch volgt waarbij wij tot groot vermaak van de anderen even ons beste Turks tentoonspreiden. We hadden ze daarop wel mooi tu(r)k met het zoeken naar waar wij toch in vredesnaam op doelden met ons 'albibek' ['I'll be back'] (in het Turks eindigen vreselijk veel woorden op -ek).
Als we terugbussen naar Bartın blijkt er van de plannen om ook deze avond nog gezellig te doen niet veel meer over - Yuri zit stuk en de rest van ons gezelschap lijkt inspiratieloos. We nemen afscheid en laten ons door Esra vergezellen terug naar het dolmuşstation. Esra zal vanavond nog bij Meral langskomen, dus tot dan. Eenmaal in Amasra belanden we snel bij Meral thuis die voor mij erg lekkere gepaneerde visjes frituurt. Yuri was doodmoe in bed beland, maar kruipt er weer uit tegen de tijd dat Esra haar neus laat zien, en dan is het mijn beurt om in te storten.

De volgende morgen is Yuri niet op zijn vrolijkst en geeft aan te moeten fietsen - een gevoel dat ik herken uit Istanboel. We starten langzaam, doen het einde van de ochtend nog thee op het gemeenteterras en rijden dan na het middaguur weg richting Cakras, nieuwe dopamine-verlichting tegemoet.

From 15 Amasra

From 15 Amasra

From 15 Amasra

Wednesday, May 4, 2011

'from Barcelona' naar Amasra

Ik heb Hassan 's ochtends hartelijk vaarwel gezegd en fiets met de frisse moed van iemand die weet dat de wolken even leeggeregend zijn richting oosten. De weg buigt snel af naar het zuiden, waarmee mijn tocht langs de Kara Deniz voorlopig voorbij is, en kan hierdoor even lekker doortrappen over de vlakke wegen door dit rivierdal. Het mooie weer moet halverwege de dag opnieuw even plaatsmaken voor een snelle onweersbui en ik maak van de gelegenheid gebruik om met de eigenaar van het theehuisje ter plekke zijn lunch gezamelijk te genieten. Het druppelt hierna nog stevig dus ik pak mijn schriftje Turks erbij, maar verwoede pogingen ten spijt blijkt de drang tot conversatie bij de binnendruppelende bezoekers groot. Aan woordenschat groeit mijn Turks niet echt in deze conversaties, maar aan zelfvertrouwen des te meer. Met triomfantelijke gelaatsuitdrukking laat ik de woorden 'şimdi dört bin kilometre' weer eens vallen, en 'beş ay toplam!' om de verbazing compleet te maken (respectievelijk 'nu vier-duizend kilometer' en 'vijf maanden totaal'). Uit de Turkse vraagzinnen 'waar kom je vandaan' (Nerede geliyorsun?) en 'waar ga je naartoe' (Nereye gidiyorsun?) distilleer ik op slinkse wijze de aanwezigheid van de letter 'l' en antwoord dan met 'Hollanda'dan' of een opsomming van alle overgebleven bestemmingen.
De conversatie begint na een ruim uur op het punt te komen dat de meest enthousiaste vragensteller zijn onbegrijpelijke vragen met toenemend stemvolume begrijpelijker tracht te maken of een nieuwkomer laat vallen nog meer van dit soort idioten op de fiets te hebben gezien. Ik geef er eerst weinig aandacht aan in de veronderstelling dat het 'speld in de hooiberg' hier aardig opgaat, maar als de lijdende voorwerpen toch daadwerkelijk voorbijfietsen kan ik mijn nieuwsgierigheid moeilijk bedwingen. Het tempo ligt niet hoog, dus ik neem de tijd om iedereen gedag te zeggen en fiets dan in 10 minuten het kwartier achterstand bij. Mijn eerste gedachte bij het duidelijk kunnen ontwaren van mijn ambtsgenoten is: 'het zal toch niet - ik kijk tegen twee keer mijn eigen achterhoofd aan..'. Vragenvurend rijd ik langszij en kom er snel achter met twee tamelijk volwassen jongens (30ers) uit Barcelona te maken te hebben. 'Jordi en Climent zijn de namen en we zijn in Istanboel opgestapt' - ontwaar ik tussen mijn eigen woorden door. Ik ben zeker welkom om een stukje mee te fietsen en mag blij als een kind met zijn zijwieltjes voorop rijden. Jordi is de jongste van de twee (32) en maakt een joviale indruk, Climent (39) is in eerste instantie meer timide. De conversatie verloopt moeizaam rijdende over een drukke weg, dus ik sleur de heren mee in een zoektocht naar een theehuisje. Het zoeken blijkt vergeefs, maar we slaan wel alvast in voor het avondeten en schuilen vervolgens onder het afdak van een gesloten cafe'tje. De dag vordert al dusdanig dat na aanhoudende stortregen besloten wordt vast aan het avondeten te beginnen. De heren beginnen aan een salade, wat mij de gelegenheid geeft mezelf kortstondig diep ongelukkig te maken met het inventariseren van de verschillen in gewicht tussen onze fietsen. De heren zijn allebei ervaren reizigers, zo maak ik op uit verhalen over Zuid-Amerika en Eurazie. Een vraag over een schatting van het aandeel reizend bestaan in de afgelopen jaren levert het antwoord 'de helft' op. De cultuurschok is groot als ik ontdek dat de voortassen van Climent bestaan uit kinderrugzakjes van 2 euro, door hemzelf voorzien van plastic geraamtes en omgebogen ijzeren haakjes - bij elkaar een oplossing die nog geen 2 procent kost van wat er aan mijn voordragers hangt. Waterbestendig zijn ze niet, maar een vuilniszak lost dit probleem grotendeels op. Ik ken een momentje van ongekende jaloezie als ik me door de romantiek van hun onbezorgde (werkeloze) bestaan laat meevoeren, maar weet donders goed zelf nooit te zullen kiezen voor dat wat zij ervoor hebben moeten laten.
Climent verhaalt over zijn reis door Bolivia, Colombia en Chili - een trip van in totaal 9 maanden - waarbij hij op een gegeven moment door een dronkaard beschoten werd toen hij niet gehoorzaamde aan zijn wens zich uit te leggen. Het in de linkerschouder geraakt worden door een kogel mocht echter geen argument zijn om het land (Colombia) niet te bezoeken. De meeste mensen waren er per slot van rekening fantastisch - al had een van zijn 'vrienden' gedurende zijn verblijf daar wel een andere 'vriend' omgelegd omwille van een meningsverschil, 'but that is just normal there.'

We slapen de eerste nacht op een rustige plek langs een rivier, verspeend van straatverlichting en pottekijkers. De volgende ochtend staan we op een schappelijke tijd op en rijden binnen een uur de regen in. Na een levensgevaarlijke afdaling, waarbij het onverroerlijk achterwiel van ondergetekende meermaals niet het gewenste effect van stilstand bood, zoeken we in het dorpstadje Amasra troost bij een kopje cay. Voor de lunch werd een overdekte parkeerplaats in het dorpscentrum gevonden waar een klein keukentje uitstekende tosti's serveerde. Een tosti op z'n Turks is een half brood met kaas en runderworst, tussen een panini-ijzer tot diamant geperst.
Als een plaatselijke bibliothecaresse lucht krijgt van onze aanwezigheid worden we in haar beste Engels van harte uitgenodigd om onze mail te komen checken in haar mediatheek. Wij gaan dankbaar in op dit aanbod om onze sokken wat te drogen en van het kloteweer maar het beste te maken door wat foto's en emails op het internet te prakken. We besteden de aansluitende dag tot etenstijd achter de schermen, waarbij de thee en Nescafe (blech) rijkelijk vloeien. Alles getrakteerd door de dame in kwestie natuurlijk, die in ruil ons gebruikt om haar Engelse vaardigheden wat op te poetsen en wat folders uitdeelt van het pittorreske havenstadje met onvoldoende toeristische activiteit. Wij vinden van niet, maar dat blijkt lastig uit te leggen. Het eind van de middag zal een bekende Engels docente ook nog even langskomen, die zullen we zeker willen spreken!
Voordat het moment zover is rommelen onze magen echter en voorzien we onszelf opnieuw van wat eten op de overdekte parkeerplaats. We vragen er ook meteen of we er kunnen overnachten, met deze stortregen is een dak boven onze tent geen overbodige luxe. Een aantal uren later blijkt dit alleszins mee te vallen en heeft Climent een beter alternatief gevonden. (De overdekte parkeerplaats bleek de volgende ochtend de plaatselijke bazaar onderdak te bieden.) Hij neemt ons mee naar het schiereilandje omringd met Ottomaanse muren, waar tevens de vuurtoren op pronkt. Een onmogelijke klim over gladde paden later staan we op het pikdonkere wandelpad dat rond de vuurtoren loopt - een dusdanig sprookjesachtige locatie dat ik bijna vergeet het ene regenvrije momentje van de avond slim te benutten voor het opzetten van de tent.
Een rondkijk over de mistige top biedt uitzicht over volledig Amasra en alle kusten eromheen. Links horen we het kapotslaan van de golven op de steile rotswanden, in de verte zien we de verlaten haven en rechts voor ons ligt de lagune waar al het toeristisme zijn verdere groei moet gaan doormaken. Met gemak de meest fantastische locatie waar ik tot nog toe heb overnacht!

From 14 van Termal naar de zwarte kust (Karasu - Zonguldak)

From 15 Amasra

From 15 Amasra


https://picasaweb.google.com/duncan.huizinga/15Amasra#

Tuesday, May 3, 2011

Türkali

De dag begint laat - ik sta om 9u buiten de tent, maar inpakken en fietsen heeft nog niet mijn voorkeur. Ik ben gisteravond in een verkeersparkje beland en heb er een fijne nacht gehad, maar vanochtend moet het fietsen even wachten. Het ontbijt en de leerstof Turks gaan mee richting strand. Na het ontbijt loop ik een çay bahleşi binnen waar de persoon blijkt te werken die mij de dag ervoor nog - in (nep) Armani pak - om geld kwam vragen voor zijn zieke vader. Ik herken hem in eerste instantie niet, maar uit zijn blik leidt ik een dusdanige verbazing uit dat er een kwartje begint te rollen.
Mijn rigoreuze 'nee' op zijn eerdere verzoek was hem vermoedelijk niet in de smaak gevallen, maar deze ochtend geeft hij nog weinig blijk van dit voorval. Het kwartje rolt nog altijd, dus ik begroet hem als een nieuweling en word tevens hartelijk ontvangen door de 'herbergier' die ik gisteren al ontmoet had. De avond ervoor had ik in een eettuintje een vers bereide vis naar binnen zitten werken terwijl de man in kwestie sfeervol (gemotoriseerd) het gras voor mijn voeten maaide. Hierna kwam hij gezellig in stilte een gesprekje voeren, zin gevoel voor mijn beperkte Turks bleek niet groot en ik was moe dus niet heel spraakzaam.
Deze ochtend gaat het vlotter en ik ontdek al snel dat er waarheid schuilt in het verhaal van de bedelende bediende; deze blijkt de zoon van de broer van de herbergier, van wie ik opnieuw het verhaal te horen krijg. Vader/broerlief licht naar verluidt met een keizersnede van zijn nek tot lies in het ziekenhuis en kan zodoende zijn (royale) theehuis en -tuin niet runnen. Het kwartje is inmiddels terecht, maar om de zoon (en mezelf) niet in verlegenheid te brengen geef ik de herbergier geen blijk van dit hernieuwde inzicht. De bedelende bediende neemt me dit schijnbaar in dank af, en terwijl ik weer eens met een behulpzame Turk die vier woorden Nederlands spreekt aan de telefoon word gehangen, krijg ik zowaar opnieuw een ontbijt voorgeschoteld. Aan de telefoon schakel ik snel over op Duits - op de een of andere wijze is het aanzienlijk makkelijker om een gebrekkig gesproken vreemde taal te ontcijferen dan mijn eigen moedertaal. Ik bedank de man - vriend van de herbergier - vriendelijk voor zijn aangeboden vertaaldiensten, 'aber Ich werde nur ein Nacht hier schlafen, also Ich erwarte keine Schwierigkeiten.' De telefoon gaat terug naar de overkant van de tafel waarna de herbergier zich verontschuldigt voor zijn moeten vertrekken. Ik mag van de zoon van de broer niet betalen en weet vervolgens niet of ik hem blij zou maken met een stiekem achtergelaten fooi. Ik besluit het niet te doen - 'baba' is eigenaar van dit alles en zo schraal lijkt deze het -ondanks zijn gezondheid- er niet vanaf te brengen.

Die middag rijd ik door Zonguldak, een grote stad met ongenadig steile hellinkjes. Een op de twee dolmuşchauffeurs reageert breed lachend bij de aanblik van mijn geploeter, de anderen geagiteerd of zelfs boos. Het kost me 3 uur om 40km af te leggen - inclusief de afdalingen met 40 tot 50 km/u - en bereik dan het moiste stuk kust tot nu toe. De zon, die eindelijk een dag lang een onvertrokken gelaat heeft laten zien, is dalende en ik kijk vanaf een weg op 500m(?) hoogte neer op (vuile) stranden, rotspartijen en eindeloze zee.
Ik maak mijn weg naar het strand, schiet daar een paar klussende 20'ers aan voor een kampeerplaats maar eindig die avond weer in een opgemaakt bed. Dit bed was te danken aan Hassan die me redde van een betonnen kampeerplaats door mijn Duits-Turkse vertaler te spelen.
Hassan is een pientere 65 plusser met een lang (6 jaar) werkverleden in Duitsland. Ik ben onder de indruk van zijn beheersing van de taal - dit was een goede 20 jaar terug en deze grijsaard spreekt het nog altijd aanzienlijk beter dan ondergetekende (-met een eindexamen in Duits 2). Hassan heeft geen pensioen en wordt zodoende door zijn zoons onderhouden. De overige stamgasten in het cafe trakteren hem om beurten op zijn sigaretje - dit zonder ogenschijnlijk afbreuk te doen aan zijn aanzien binnen de kring. Ik trakteer hem op zijn gebruikelijke flesje wijn van 5 lira dat hij met gekrenkte trots dankbaar lijkt te accepteren. Terwijl ik zelf mijn bordje sardine-achtige visjes en salade wegwerk hebben we een fijn gesprek en ik voel me opnieuw erg welkom in Turkije. Ik zeg Hassan vast vaarwel en kruip in de kamer achter deze strandtent onder de wol.

De volgende ochtend kom ik rijkelijk laat lui weer onder de wol vandaan en knijp in mijn handjes als ik een korte onweersbui zie passeren zonder mijn tentje nat te regenen. Ik hobbel even het dorpje binnen om in het plaatselijk internetcafe een en ander aan mails te versturen en zie vervolgens Hassan zich bij het theehuisje aan de overkant zetelen. Als ik klaar ben schuift hij vaderlijk een kruk bij en gebaart me een kopje çay in de hand. Als ik terugga naar de strandtent om mijn fiets op te zadelen vergezeld hij me en vertilt hij zich zonder morren nog even aan mijn fietstassen. Ik zwaai hem uit en beloof een kaartje te sturen, dat heeft de beste man zeker verdiend!

From 14 van Termal naar de zwarte kust (Karasu - Zonguldak)

From 14 van Termal naar de zwarte kust (Karasu - Zonguldak)

From 14 van Termal naar de zwarte kust (Karasu - Zonguldak)