Friday, May 20, 2011

Na Amasra

We vertrekken met frisse moed uit Amasra, in de overtuiging dat als we er nog ''een nacht langer zouden blijven we er niet meer wegkomen. We hebben onze gastvrouw Meral vriendelijk bedankt voor de uitzonderlijke gastvrijheid en bijten weer onze tanden stuk op de eerste de beste helling het dorp uit. Dan volgen de genadeloze hellingen die mij eerder in Zonguldak al teisterden. De eerstvolgende 150 kilometers zullen er zijn van hard werken zonder er hemelsbreed meer dan de helft af te leggen. We doen een aantal middelgrote nederzettingen aan, waaronder Cide - uitgesproden als 'djide' - waar we een stel fietsende Britten van ruim over de 60 tegen het voorwiel rijden. We maken van de gelegenheid gebruik om een kopje koffie te drinken en vergapen ons aan het karakteristiek gezelschap. Rick en Richard heten de mannen en ze hebben er net een aantal weken oost-Turkije opzitten. Rick is een oude 'cold-war' militair die vloeiend zijn moedertaal, Duits en Russisch beheerst. Richard is docent 'mathematics' in Swaziland (oost van Zuid Afrika). Binnen de seconde dat wij Richard ontmoeten heeft hij onuitwisbare indruk gemaakt op ons twee door een combinatie van zijn 'ginger' genen, bijbehorende witte huid bomvol zonnevlekken en fietsende in een versleten V-hals fleecetrui met sjaaltje. Het posh Engels maakt het portret compleet. Een klein uur later is Rick aan de beurt als deze - voor ze de bus naar Istanboel inspringen - nog even in de Kara Deniz (Zwarte Zee) gezwommen moet hebben. Yuri en ik lachen ons krom terwijl een bezorgde cay-bahcesi eigenaar bezorgd komt informeren of wij deze seniele heer niet even van een hartstilstand moeten redden. Wij weten wel beter - geen haar op onze hoofd om die koude te trotseren, en Rick lijkt zich maniakaal kostelijk te vermaken. We nemen afscheid van de heren en spenderen die avond op een mooie plaats in de havenkom.

We zijn Cide voorbij en het weer begint ons langzaam 'mee' te zitten. De wind is nog altijd erg koud, maar de zon laat zich vrijwel onafgebroken gelden. De combinatie met de bijzondere suikerspinwolken die ons in ieder dal opwachten maakt het alleen net te koud voor het mooie - bergop is te warm met jas aan, bergaf te koud in alleen tshirt. Een gemiddeld klimmetje kost een half uur, een afdaling 10 min, en dit over wegen die zodanig kronkelen dat Colin McRae (dooie rally-coureur) zich er niet aan gewaagd zou hebben. We slapen een tweetal nachten in het plaatsje Doganyurt, opnieuw rust nemend om de astmabenauwdheid eindelijk de kop in te drukken. We staan net als in Cide aan een havenmond en fantaseren 's avonds wild over wat zekere individuen er in het donker aan het eind van de pier uitspoken. Enkele minuten worden we opnieuw met onze scepsis om de oren geslagen als de jongeman zijn auto even voor ons kampement parkeert en een praatje komt maken. Het blijkt de districts-afgevaardigde van de overheid te zijn, die zijn gebruikelijke controlerondje (in trainingspak) maakt. Twee dagen eerder was hij bij ons binnenrijden van het dorpje degene die me vanuit de auto met chauffeur (toen in pak) nieuwsgierig aanschoot en ons onze huidige kampeerplaats wees. In eerste instantie hadden we deze nog afgewezen omdat we dachten er geen rust te vinden, maar toen een tweede held in de laatste drie dagen van zijn dienstplicht ons er naartoe liep, bleek deze werkelijk aan al onze wensen te voldoen. Yuri vond er zelfs opnieuw een eenzame lantaarnpaal om zijn tent onder te zetten. Hij had hier een neus voor ontwikkeld, het lukte hem in Kroatie al regelmatig.

Na Doganyurt maken we onze weg naar Inabolu - een stukje van 25 kilometer - waar we een allerschattigst pensiyonnetje betrekken. Het is hier dat het besef zijn gestalte krijgt dat voor Yuri de reis in deze vorm er op zit. Fietsen blijkt een te zware aanslag op zijn longen, en zelfs een week aan de antibiotica in Istanboel blijkt niet zijn vruchten af te hebben geworpen. De dagen in Inabolu - we slijten er drie - zijn zonnig wat gelukkig zijn weerslag heeft op ons gemoed. We geven onszelf nog even de vrijheid om te denken in alternatieve reisscenario's, maar uiteindelijk komt het allemaal op hetzelfde neer: reizen is niet langer leuk als de astma aanhoudt, en voor genezing is gewoonweg rust nodig. Yuri boekt in een internetcafe zijn vlucht naar huis en we nemen de volgende ochtend na een riant ontbijt afscheid voor het pension.

De 100 dagen waren er van sportmanschap en avontuur. We fietsten dagen alsof ons leven er vanaf hing, dagen alsof we nu eenmaal geen keuze hadden, dagen van regen, dagen van zon, dagen dat onze achterwerken meer contact onderhielden met cafe-stoeltjes dan onze zadels, maar bovenal dagen dat het leven op de trappers werkelijk alles te boven ging!

Ik fiets nog even door, het gezamenlijke feestje is ten einde, maar mijn nieuwsgierigheid naar de rest van dit land nog lang niet. Het lijkt in Turkije moeilijk om niet uit te glijden over de beboterde wegen, mijn neus heeft het maar zwaar. Wordt vervolgd!

From 16 op naar Sinop

From 16 op naar Sinop

From 16 op naar Sinop

From 16 op naar Sinop

No comments:

Post a Comment